De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) en de Wet op het kindgebonden budget (WKB). De namen van de tegemoetkomingen, ‘kinderbijslag’ en ‘kindgebonden budget’, geven aan dat het geld voor kinderen bedoeld is. Ouders of verzorgers zijn echter niet verplicht om het geld aan kinderen te besteden.

De centrale vraag in dit onderzoek is of de naamgeving (ofwel labeling) van de tegemoetkomingen de kans verhoogt dat het geld daadwerkelijk aan kinderen besteed wordt, en op die manier dus de effectiviteit van de kindregelingen (het beleid) verhoogt. Het onderzoek diende als input voor de beleidsdoorlichting Kindregelingen, die eind 2018 aan de Kamer is aangeboden.

Onderzoeksopzet

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden zijn een literatuurstudie, een natuurlijk experiment en twee gecontroleerde online experimenten uitgevoerd.

In 2015 is de regelgeving met betrekking tot kindgebonden budget substantieel gewijzigd. Hierdoor ontvangen alleenstaande ouders meer kindgebonden budget en paren gemiddeld minder. Deze wijzigingen kunnen gezien worden als een natuurlijk experiment; ze maken het mogelijk om te analyseren in hoeverre veranderingen in de hoogte van het kindgebonden budget samengaan met veranderingen in het bestedingspatroon van ouders. Voor deze analyse is gebruik gemaakt van gegevensbestanden van het CBS Budgetonderzoek (2012/2013 en 2015).

Om daarnaast meer inzicht te krijgen in het causale effect van labeling van kindbudget op bestedingspatronen zijn twee gecontroleerde online experimenten uitgevoerd. De steekproef bestond uit ruim 1000 ouders van minderjarige kinderen uit het LISS panel. In de experimenten kregen ouders een scenario te lezen, waarin de naam en de hoogte van een onderdeel van het maandelijkse gezinsinkomen systematisch was gevarieerd (ofwel een ‘algemene toeslag’ van €200, ofwel een ‘kindertoeslag’ van €200, ofwel een ‘kindertoeslag’ van €450). Vervolgens maakten zij bestedingskeuzes.

Belangrijkste bevindingen

In de experimenten is geen bewijs gevonden dat de naamgeving van kindbudget invloed heeft op uitgaven van ouders aan kinderen. Noch de totale uitgaven aan kinderen, noch uitgaven aan specifieke kindgerelateerde bestedingsdoelen, zoals kleding en schoenen, hobby’s en zakgeld, werden beïnvloed door de naamgeving of de hoogte van het kindbudget.

De belangrijkste en verrassende bevinding van dit onderzoek is dat door labeling van tegemoetkomingen voor kinderen als zodanig ouders meer geneigd lijken om geld opzij te zetten. Ouders die het label ‘kindertoeslag’ (in plaats van ‘algemene toeslag’) zagen, reserveerden minder geld voor dagelijkse boodschappen en zetten meer geld opzij. Deze verschuiving bleek het sterkst voor huishoudens met middeninkomens en hoger opgeleide ouders. Interessant was dat niet expliciet voor de kinderen meer geld opzij werd gezet, maar dat het juist niet-kindgerelateerd spaargedrag betrof.

Wat kan deze effecten verklaren? ‘Mentaal boekhouden’, d.w.z. het opstellen van mentale potjes (bv. boodschappenbudget, kledingbudget) en het bijhouden van uitgaven uit de potjes, is een mechanisme dat in eerder onderzoek vaak als verklaring voor effecten van de labeling van geld is voorgesteld. Dit lijkt echter geen verklaring voor de huidige resultaten. Wanneer mentaal boekhouden het achterliggende mechanisme zou zijn, zouden huishoudens en ouders die meer geneigd zijn om mentale potjes te beheren (o.a. lager opgeleide ouders en huishoudens met lagere inkomens) gevoeliger moeten zijn voor het label, wat niet het geval was. Ook het nabootsen van het boekhoudproces door ouders na elke keuze feedback te geven over het totale bedrag dat aan kinderen besteed was, versterkte het labelingeffect niet. De bevindingen wijzen eerder op een ‘salience’ effect: enkel de blootstelling aan het label ‘kindertoeslag’ was voldoende om uitgaven aan dagelijkse boodschappen te verminderen en spaargedrag te bevorderen. Dit patroon – het maken van opofferingen in het heden voor de toekomst – wijst erop dat ouders meer toekomstgericht gingen denken wanneer zij het label zagen.

De resultaten suggereren dat het ‘extra’ spaargedrag, ook al werd het geld niet expliciet voor de kinderen opzij gezet, toch gedreven werd door het denken aan kinderen. De naamgeving van de toeslag leidde namelijk tot meer spaargedrag onder ouders die rapporteerden kindbudget bewust te reserveren voor hun kinderen, maar had geen invloed op het spaargedrag van ouders die aangaven dat het kindbudget op de grote hoop gaat.