De mobiliteit van leraren in het primair onderwijs is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. ‘Gezien de krapte op de arbeidsmarkt is dat niet zo verwonderlijk’, zegt onderzoeker Klaas de Vos. Namens Centerdata bracht hij de ontwikkeling in kaart voor Arbeidsmarktplatform PO.

De cijfers die Centerdata heeft geanalyseerd gaan over de periode 2013 tot en met 2018.

De mobiliteit naar andere schoolbesturen in het primair onderwijs is het meest gegroeid. ‘In het schooljaar 2013-2014 maakten 1.163 leraren (0,9%) de overstap naar een andere school. In 2017-2018 was dit aantal al gegroeid naar 5.414 leraren (4,4%)’, constateert Klaas de Vos.

Daarnaast is er mobiliteit waar te nemen naar andere functies binnen scholen, naar andere instellingen binnen een schoolbestuur en naar andere sectoren, zoals het voortgezet onderwijs en mbo. In 2013-2014 veranderden in totaal 6.503 leraren van baan (5,1%) en in 2017-2018 waren dat er 11.847 (9,6%).

Andere resultaten uit het onderzoek zijn dat mannen in het algemeen vaker mobiel zijn naar andere sectoren of naar de functie van directeur dan vrouwen, dat jongeren vaker mobiel zijn dan ouderen en dat leraren die mobiel zijn binnen het primair onderwijs gemiddeld niet veel meer gaan verdienen dan leraren die niet mobiel zijn.

Lerarentekort

De vraag is of leraren daadwerkelijk mobieler zijn wanneer de vraag naar nieuwe leraren groot is, zoals nu met de groeiende lerarentekorten.

Waarom de mobiliteit zo sterk is gestegen is niet onderzocht. Toch ligt een relatie tussen de toenemende krapte op de arbeidsmarkt en de toenemende mobiliteit voor de hand, denkt De Vos.

‘Tegenwoordig staan scholen voor je in de rij als je van de Pabo komt. Dat was 5 of 6 jaar geleden wel anders. Het was toen voor startende leraren best moeilijk om een baan te vinden, terwijl leraren nu veelal kunnen werken waar ze willen.’

Grote steden

Uit het veld komen geluiden dat in de vier grootste steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) sprake is van een groeiend aantal vacatures, die steeds moeilijker zijn in te vullen. Dat geldt in het bijzonder op scholen met veel achterstandsleerlingen.

Uit het onderzoek van De Vos komt voor de grote steden een groeiend vertrekoverschot naar voren: ‘In 2018 verlieten 818 leerkrachten de g4, terwijl er slechts 448 binnenkwamen. In 2013 lag het aantal vertrekkende leraren in de g4 nog op 128 en kwamen er 141 nieuwkomers bij.’

Onlangs kwamen diverse media met het nieuws dat ‘leraren de grote steden massaal verlaten’ en dit werd direct in verband gebracht met het actuele lerarentekort. De Vos wil dit graag enigszins nuanceren.

‘Natuurlijk zullen de toenemende arbeidsmobiliteit en het lerarentekort met elkaar te maken hebben, maar dat is dus niet wat we onderzocht hebben en waar nu bewijs voor is. Niet elke vertrekkende leraar is automatisch synoniem met een moeilijk in te vullen vacature.’

Wel is de verwachting dat door de huidige krapte op de arbeidsmarkt leraren nu meer kans hebben om hun ideale baan te vinden. Bijvoorbeeld met het gewenste aantal uren per week. Maar dat kan ook een baan zijn op een school met specifieke kenmerken of in een bepaalde regio.

Overigens kan ook een ruime arbeidsmarkt mobiliteit in de hand werken, legt de Centerdata-onderzoeker uit.

‘Ook dan zie je vaak veel beweging op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld vanwege meer tijdelijke contracten. De mobiliteit is dan niet vrijwillig zoals in deze tijd, waarin leraren op zoek gaan naar hun ideale baan en deze vaker kunnen vinden.’

Bekijk het gehele onderzoek voor meer informatie.